Geschiedenis van de Japanse taal

Kleine woordenlijst

Inleiding tot de Japanse taal

Opschriften in Japan (Jap. fonts vereist)
Inleiding tot de grammatica Japanse kalligrafie
Inleiding tot het Japanse schrift (zonder Jap. fonts) Het Japanse schrift en het internet
Inleiding tot het Japanse schrift (Jap. fonts vereist) Opleidingen in de Japanse taal

Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt.


Inleiding tot de grammatica 

Het is niet de bedoeling om hier een cursus Japans te geven maar een zeer summiere inleiding tot de grammatica kan wel een klein beetje een inzicht geven in de structuur van de Japanse taal. Om het duidelijk te houden, gebruiken we hier alleen onze letters (de romaji) en dus niet de in het Japans gebruikelijke kanji (oorspronkelijk Chinese karakters), hiragana- en katakanakarakters.

Zelfstandignaamwoord
De zelfstandige naamwoorden in het Japans kennen geen lidwoorden en geen meervoudsvormen. Het begrip mannelijk, vrouwelijk en onzijdig is onbekend. Het woord 'ie' betekent: het huis, een huis of huizen. Uit de tekst of uit het gebruik van het aantal moet deze informatie gehaald worden.

Persoonlijke voornaamwoorden
Het Japans kent wel de persoonlijke voornaamwoorden als ik (watashi), jij (anata), hij (kare), zij (kanojo), wij (watashi tachi) e.d. Deze woorden worden echter niet veel gebruikt. Meestal is het duidelijk over wie men het heeft. Wel wordt bijv. 'watashi' (ik) gebruikt als men de nadruk wil leggen op het feit dat het de persoon zelf betreft, bijv. ter vergelijking met een ander.

Werkwoord
Het Japanse werkwoord kent geen vervoegingen met ik, jij, hij of zij etc. Ik loop is hetzelfde als hij of zij loopt of wij lopen, al deze gevallen kan men vertalen met: arukimasu (lopen).
Het werkwoord kent een aantal vormen, waaronder verschillende beleefdheidsvormen en elke vorm heeft weer zijn eigen uitgangen die bijv. horen bij de ontkennende vorm, de verleden tijd en de ontkennende verleden tijd. Elke vorm heeft dus zijn eigen verleden tijd en ontkennende vorm.
Elk werkwoord heeft een stam, waar de verschillende uitgangen achter komen. Deze stam wordt verkregen door van de woordenboekvorm (zie hieronder) de laatste -u of -ru te verwijderen.

Werkwoordsvormen en Woordenboekvorm
Elk werkwoord kent een aantal vormen, zoals de gewone of dagelijkse vorm (in het Engels noemt men dit de plain form) en een aantal beleefde vormen. Welke beleefde vorm wordt gebruikt is afhankelijk van de aangesprokene. Elk van deze vormen kent uiteraard weer vervoegingen, zoals verleden tijd, ontkennende tijd en ontkennende verleden tijd.
De genoemde gewone vorm wordt gebruikt in kranten en boeken en in de spreektaal tegen bekenden of familieleden en wordt dus veel gebruikt.
De weergave (schrijfwijze) van de tegenwoordige tijd van het hele werkwoord in deze gewone vorm is belangrijk want elk werkwoord staat op die manier vermeld in het woordenboek en wordt dan ook woordenboekvorm genoemd. Deze vorm eindigt altijd op een 'u'. Bijv. 'kaku' (schrijven), 'kau' (kopen), 'tobu' (vliegen), 'aruku' (lopen). Deze werkwoorden staan dus als kaku, kau, tobu en aruku in het woordenboek.
De stam wordt gevormd door de laatste 'u' weg te laten. Dit laatste geldt niet voor alle werkwoorden want er is een groep waarvan de stam gevormd wordt door 'ru' weg te laten: 'miru' (kijken), 'taberu' (eten). Bij deze is de stam dus respectievelijk 'mi-' en 'tabe-'. Helaas is het ook weer niet zo dat alle werkwoorden die op 'ru' eindigen tot deze laatste categorie behoren. De stam van bijv. 'hairu' (ergens binnen gaan) is 'hair-'.
De tegenwoordige tijd komt overeen met de woordenboekvorm en de verleden tijd wordt gevormd door achter de stam -ta te plaatsen, waarbij echter de laatste letter van de stam kan veranderen, afhankelijk van die letter zelf. Bijv. als de stam eindigt op een k wordt de uitgang -ita (kaku - kaita). Als de laatste letter een b is, wordt de uitgang -nda (tobu - tonda).
Een ontkenning wordt via het werkwoord gedaan, ook hier een andere uitgang. Een ontkenning in de tegenwoordige tijd krijgt als uitgang: -anai (ook hier verandert soms de laatste letter van de stam).
Bij een ontkenning in de verleden tijd verandert de i van -anai weer in katta en wordt de uitgang -anakatta.
Ik schreef deze brief niet: (watashi wa) kono tegami o kakanakatta.
Toekomende tijd kent men niet. Daarvoor wordt de tegenwoordige tijd gebruikt.

In de hieronder staande tabel is de vorm in de eerste kolom de tegenwoordige tijd en dus tevens de woordenboekvorm.

Gewone vorm

tegenw. tijd

stam

ontkennend

verleden tijd

ontkennend

Nederlands

kaku

kak-

kakanai

kaita

kakanakatta

schrijven

kau

ka-

kawanai

katta

kawanakatta

kopen

tobu

tob-

tobanai

tonda

tobanakatta

vliegen

miru

mi-

minai

mita

minakatta

kijken

Beleefde vorm
Van de werkwoordsvormen leert men op een cursus Japans als eerste de 'beleefde vorm' en meestal pas later de gewone vorm. Deze beleefde vorm dient gebruikt te worden tegen mensen buiten de eigen kring van vrienden en bekenden, zoals tegen vreemden en maatschappelijk iets hoger geplaatste personen.
In deze vorm wordt  de tegenwoordige tijd verkregen door -imasu achter de stam te zetten. Aldus krijgt men: 'kakimasu' (schrijven), 'kaimasu' (kopen), 'tobimasu' (vliegen), 'mimasu' (kijken). Als de stam op een e eindigt, zoals bij 'tabe' komt er alleen 'masu' achter, dus wordt het 'tabemasu' (eten).
De ontkennende vorm verkrijgt men door -imasu (of -masu) te vervangen door -imasen (-masen).
'Ik schrijf niet' wordt dan: 'kakimasen'.
Voor de verleden tijd wordt de uitgang: -imashita (-mashita) gebruikt. 'Hij schreef' is: 'kakimashita'.
Voor de ontkennende verleden tijd wordt de uitgang: -imasen deshita (-masen deshita). Hierbij is deshita de verleden tijd van 'desu', dat 'zijn' betekent. 'Zij schreef niet' wordt dan: 'kakimasen deshita'.

Als vreemdeling in Japan zal men praktisch altijd deze 'masu' vorm gebruiken tenzij men daar al intieme vrienden of vriendinnen heeft, vandaar dat dit de eerste werkwoordsvorm is die men leert.

Beleefde vorm

stam

tegenw. tijd

ontkennend

verleden tijd

ontkennend

Nederlands

kak-

kakimasu

kakimasen

kakimashita

kakimasen deshita

schrijven

ka-

kaimasu

kaimasen

kaimashita

kaimasen deshita

kopen

tob-

tobimasu

tobimasen

tobimashita

tobimasen deshita

vliegen

mi-

mimasu

mimasen

mimashita

mimasen deshita

kijken

Daarnaast kent men een nog beleefdere vorm, voor gebruik tegen bijv. een hoge baas, chef of ambtenaar en een nederige vorm, voor als men over zichzelf (of de eigen groep) praat tegenover die hoger geplaatste personen. Al deze vormen hebben hun eigen uitgangen of zelfs compleet andere werkwoorden.
Als voorbeeld het werkwoord 'miru' (kijken). Deze heeft, zoals al genoemd, de beleefde vorm 'mimasu'. De zeer beleefde vorm luidt 'goran ni naru' en de nederige vorm luidt: 'haiken suru'. Deze hebben dus wel allemaal de betekenis van 'kijken'.

Bovenstaande maakt duidelijk dat de Japanner graag een visitekaartje van zijn gesprekspartner heeft zodat hij de beleefdheidsvorm kan bepalen. Voor een Japanner is het een doodzonde om de verkeerde aanspreekvorm te gebruiken. De verkeerd aangesprokene kan zich enorm beledigd voelen.

Voltoooid deelwoorden

Het Japans kent geen voltooid deelwoorden. In plaats daarvan gebruikt men de verleden tijd. In plaats van 'Yukiko heeft een liedje gezongen', zegt men 'Yukiko zong een liedje'. Daardoor kan men niet op deze wijze een passieve actie aangeven maar heeft men een aparte passieve vorm. De woordenboekvorm van het werkwoord voor gooien is 'nageru'. De dobbelsteen is geworpen wordt dan: 'sai wa nagerareta'. Hierbij wordt de verleden tijd van de passieve vorm gebruikt, waardoor het duidelijk is dat niet de dobbelsteen zelf wierp. Als iemand op een gekostumeerd bal als dobbelsteen is verkleed en hij/zij gooit iets kan men zeggen: 'sai wa nageta'. De dobbelsteen gooide. Nageta is de verleden tijd van nageru

Partikels
In de Japanse taal worden veel partikels gebruikt ter verduidelijking van de functie van het woord waar het achter staat.
Men kent:

wa 

aanduiding dat het woord er voor onderwerp van de zin betreft

ga

idem als bij 'wa' of
als aanduidig aan het eind van een eerste zin dat er nog een tweede zin volgt, betekenis van 'maar'

o of wo

aanduiding dat een het soort lijdend voorwerp betreft

de

aanduiding van plaats van een actie of
aanduiding door middel waaarvan iets gebeurt of
aanduiding van reden, oorzaak of doel

ni 

aanduiding van plaats waar iets is (dus geen actie), of
waar naar toe gegaan wordt en
aanduiding bij tijd

no

bezittingsaanduiding

ka

aanduiding dat de zin waar ka achterstaat een vraag is
Een vragende zin ziet er net zo uit als een gewone zin, alleen staat er nu het partikeltje 'ka' achter.

Er zijn nog meer partikels maar die vallen buiten het bestek van deze pagina.

Volgorde in de zinsbouw
Men is tamelijk vrij in de volgorde van de zinsbouw maar toch zijn er wel voorkeuren. Zo zet men altijd de werkwoordsvorm achteraan in de zin en begint men de zin met het onderwerp. Achter het onderwerp komen meestal de bepalingen van tijd en plaats.

Bijv.:
'watashi wa koen ni ikimasu' betekent: ik ga naar het park
watashi = ik, wa = aanduiding van onderwerp, koen = het park, ni = aanduiding van plaats waar naar toe gegaan wordt, ikimasu = gaan.

Telwoorden
Het Japans kent een vrij ingewikkeld telsysteem. Voor het abstracte tellen, opzeggen van bijv. (telefoon)nummers gebruikt men de 'gewone' standaard telwoorden.

Getallentabel

0

zero/rei

       

1

ichi

11

jû-ichi

30

san-jû

2

ni

12

jû-ni

40

yon-jû / shi-jû

3

san

13

jû-san

50

go-jû

4

yon / shi

14

jû-yon / jû-shi

60

roku-jû

5

go

15

jû-go

70

nana-jû / shichi-jû

6

roku

16

jû-roku

80

hachi-jû

7

shichi/ nana

17

jû-shichi / jû-nana

90

kyû-jû

8

hachi

18

jû-hachi

100

hyaku

9

ku/ kyû

19

jû-ku / jû-kyû

200

ni-hyaku

10

20

ni-jû

1000

sen

Deze standaard telwoorden: ichi, ni, san ....(voor 1, 2, 3 etc.) vinden we in de tabel hierboven. De hogere waarden worden verkregen door op een vrij logische wijze de verschillende combinaties te maken. Zo is bijv. 26 = 2 (x) 10 (+) 6 = ni-jû roku en bijv. bijvoorbeeld 286 = ni-hyaku hachi-jû roku.
Deze telwoorden worden als zodanig voornamelijk gebruikt bij tellen en bij voorwerpen, maar in dit laatste geval in combinatie met een ander woord. Om de hoeveelheid van een bepaald voorwerp aan te geven worden deze getallen namelijk gebruikt, samen met een 'tel-indicator' (in het Engels wordt dit een 'counter' genoemd). Dit woord geeft aan wat voor soort voorwerp het betreft. Bijvoorbeeld, voor lange, dunne voorwerpen, als potloden of flessen is deze tel-indicator 'hon'.
Twee flessen bier wordt dan: bi-ru o ni-hon. Om het niet al te makkelijk te houden, wordt dit woordje 'hon' soms iets veranderd: drie flessen bier is: bi-ru o san-bon. Het partikeltje 'o' geeft in deze zinnen aan dat het woord ervoor, bi-ru, een soort lijdend voorwerp is (zie bij partikeltjes hierboven).

Er zijn vele van dit soort 'tel-indicatoren'. Voor kleine dieren, vissen en insecten gebruikt men 'hiki', voor grote gefabriceerde voorwerpen (zoals tv's en auto's) gebruikt men 'dai' en bijv. voor leeftijd: 'sai', voor bijv. tatamimatten 'jô' en zo zijn er nog veel meer.

1

hitotsu

2

futatsu

3

mittsu

4

yottsu

5

itsutsu

6

muttsu

7

nanatsu

8

yattsu

9

kokonotsu

10

Bij voorwerpen die geen bepaalde 'tel-indicator' hebben, dus die niet voldoen aan lang/dun, klein dier... etc., zoals bijv. gebakje, gebruikt men een ander telsysteem.
Het tot nu toe genoemde telsysteem maakt gebruikt van van oorsprong Chinese telwoorden, die ooit in Japan zijn ingevoerd. De Japanners hadden ook een eigen telsysteem en dat wordt ook nu nog gebruikt, maar alleen voor getallen van 1 t/m 10, bij voorwerpen die geen 'tel-indicator' hebben. Het zijn de telwoorden in de tabel hiernaast. Bijv. vier gebakjes (ke-ki) worden dan 'ke-ki o yottsu'.
Bij het aangeven van het aantal personen ligt het weer anders, men gebruikt nu een mix. Bij één en twee personen gebruikt men een afgeleide van het oorspronkelijk Japanse systeem, maar bij drie of meer weer de van oorsprong Chinese telwoorden. Eén persoon = hitori, twee personen = futari en hier hoeft verder niets achter want futari op zich betekent twee personen. Bij drie of meer personen gebruikt men de andere telwoorden met het woord 'nin' (mens, persoon) er achter. Drie personen is dan 'sannin' en vier personen is 'yonin' (niet yon-nin). 

Voor de Japanse karakters van de telwoorden, kijk op de pagina
Inleiding tot het Japanse schrift (zonder fonts) of dezelfde pagina, maar dan zijn Japanse fonts op uw computer vereist.


Deze pagina is een onderdeel van Uchiyama's website over Japan
terug naar begin