Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt. |
|
Onder pictogrammen verstaan we afbeeldingen die, zij het vaak gestileerd, direct een weergave zijn van wat er bedoeld wordt. |
In 221 v.C., onder keizer Ch'in, kwam
er een zekere standaardisatie en in de loop van de tijd ontwikkelden zich ook
verschillende stijlen.
De oorspronkelijke pictogrammen werden in de loop van de tijd gestileerder
weergegeven en men ging ze combineren omdat er meerdere en complexere zaken mee verbeeld
moesten worden. Deze noemt men ideogrammen.
Een ideogram is eigenlijk een pictogram met een abstractere betekenis, bijv. ontstaan door combinatie van pictogrammen, zonder dat er dus sprake is van een fonetisch deel. |
Ook heeft men er vaak nog
een fonetisch symbool of klankkarakter aan toegevoegd. Deze
"combinatie-karakters" noemt men wel semantisch-fonetisch. Het
semantische deel geeft een indicatie over de betekenis en het fonetische deel een
indicatie over de uitspraak.
Sommigen vinden dat het Chinese schrift om die
reden niet ideografisch genoemd mag worden, maar helaas blijven ze zelf voor de Chinese
karakters nog wel de term ideogrammen gebruiken, hetgeen op zijn minst verwarrend is.
Inderdaad wordt in praktisch alle boeken en publicaties de term ideogram nog steeds
gebruikt ter aanduiding van de Chinese karakters.
Omdat semantische symbolen ook wel logogrammen worden genoemd en de fonetische symbolen fonogrammen zouden we de gecombineerde karakters bijv. lofogrammen kunnen noemen. |
Van de Chinese tekens bestaat ongeveer 90% uit deze semantisch-fonetische lofogrammen maar dit betekent dus niet dat er geen oorspronkelijke pictogrammen meer gebruikt worden. De karakters voor bijv. zon, maan, berg en boom zijn nog de, weliswaar gestileerde, simpele pictogrammen. Deze 'basispictogrammen' worden wel radicalen genoemd. Ook is niet altijd een fonetisch deel toegevoegd. Het teken voor huis bestaat uit twee radicalen en kent geen fonetisch symbool en is dus een ideogram. Het bovenste radicaal had als betekenis 'dak' terwijl het onderste radicaal de betekenis 'varken' had en heeft. Letterlijk betekent dit dus "een plek waar varkens een dak hebben". Een mooi voorbeeld van een combinatiekarakter is dat van brug. Links zien we het radicaal voor boom of hout, terwijl we rechts twee tekens boven elkaar zien staan. Het bovendeel van dit teken had in het Chinees de betekenis "gebogen". Gecombineerd met het radicaal voor hout krijgen we de betekenis van "iets dat van hout is en gebogen". Hier doelde men dus op een "brug". Het rechter onderteken is een fonetisch symbool en staat voor de Chinese uitspraak "qiáo". Dit is de Pînyîn transcriptie van onze uitspraak: tsjau. In het Japans kent men de uitspraak "kyo" en de van oorsprong Japanse uitspraak "hashi".
zon |
maan |
berg |
boom |
huis |
brug |
Samenvattend:
Het Chinese schrift kent meerdere soorten tekens:
1. Pictogrammen, eenvoudige pictorale weergave van het begrip
2. Ideogrammen, gecombineerde pictogrammen, die bij elkaar een
begrip weergeven
3. Lofogrammen, pictogrammen of ideogrammen gecombineerd met een
fonetisch deel, een semantisch-fonetische combinatie dus.
Een dergelijk schrift dat bestaat uit meerdere soorten tekens bestaat zou men polyform
kunnen noemen.
Let op:
Het woord lofogram en de aanduiding polyform,
zijn, bij gebrek aan een bestaande begrippen, hier bedacht en dus niet algemeen aanvaard.
John Defrancis, emeritus hoogleraar (Hawaii) in de
Chinese taal en auteur van verschillende gezaghebbende boeken op dit gebied, stelt dat
ALLE schriftsoorten van volwaardige talen, dus zowel de westerse alfabetschriften als het
Chinese polyforme schrift, gebaseerd zijn op identieke systemen, waarbij zowel uitspraak
als betekenis een rol spelen. Het verschil tussen de verschillende schriften is dan,
afgezien van de verschillende gebruikte tekens, alleen de verhouding fonetisch /
semantisch. In de westerse alfabetschriften overheerst het fonetische deel (met het
alfabet geven we immers min of meer de uitspraak weer) en in het Chinese schrift
overheerst het semantische deel.
Met deze stelling gaat hij in tegen de heersende opvatting dat er twee soorten
schrift bestaan, het fonetische en het logografische schrift.
V.w.b. het Japanse schrift bestaan de kanji, de van de Chinezen overgenomen karakters, natuurlijk ook uit diezelfde pictogrammen, ideogrammen en semantisch-fonetische tekens. In deze semantisch-fonetische tekens heeft echter het fonetische deel maar een beperkte functie. Immers, deze geeft de oorspronkelijke Chinese uitspraak weer en niet de Japanse. Omdat de karakters bij de overname uit het Chinees ook de Chinese uitspraak hebben meegenomen (de meeste Japanse kanji hebben nu nog steeds een Japanse en een Chinese uitspraak) geeft het fonetische deel alleen een aanwijzing voor de Chinese uitspraak en zegt helemaal niets over de Japanse uitspraak.
Eigenlijk leent de Japanse taal zich helemaal niet voor het gebruik van
deze uit het Chinees overgenomen kanji, want bijv. de Japanse werkwoorden hebben na hun
stam, die wel met een kanji worden weergegeven, verschillende uitgangen, afhankelijk van
de gebruikte tijd en/of de (beleefdheids)vorm, die ook weergegeven moeten worden. Tevens
kent het Japans de zgn. partikeltjes, d.w.z. kleine onverbuigbare korte woordjes of
klanken die de soort van het voorafgaande woord aangeven. Bijv. het partikeltje 'ga' of
'wa' geeft aan dat het voorafgaande woord het onderwerp is en achter het lijdend voorwerp
komt een partikeltje 'wo' (vaak als 'o' uitgesproken). Let wel, onderwerp en lijdend
voorwerp komen hier niet noodzakelijkerwijs overeen met ons taalkundig begrip onderwerp en
lijdend voorwerp.
Bij tijds- en plaatsbepalingen gebruikt men ook partikeltjes zoals 'de' en 'ni'. Voor de
weergave van al deze partikeltjes en ook voor de uitgangen van de werkwoorden zocht men
kanji waarvan de uitspraak (dus de klank) overeen kwam met de gewenste klank maar deze
kanji had als ideogram dus geen betekenis meer. In de loop van de tijd (7e-8e eeuw) werden
de kanji die voor deze klanken gebruikt werden, door het snel schrijven van deze kanji,
simpeler van vorm, ze werden steeds eenvoudiger en er ontstond een klankalfabet, het
hiragana. Deze karakters of tekens kenmerken zich door een vloeiend uiterlijk (zie Inleiding tot het Japanse schrift).
Ontwikkeling van kanji
naar hiragana en katakana. Als voorbeeld de ontwikkeling van de klank 'u' (oe) uit de
kanji met de uitspraak 'u'. |
We zien dan dat bijv. rond het begin van de 11e eeuw, de mannen aan
het hof zich uit status overwegingen nog uitsluitend bedienen van kanji terwijl de vrouwen
volop gebruik maken van hiragana. Hierdoor kunnen zij zich beter uiten en schrijven dan al
belangwekkende proza. (zie Japanse literatuur).
Aanvankelijk werden deze hiraganakarakters dan ook 'onnade' genoemd, dat letterlijk
'vrouwenhand' betekent.
Later, in de 9e-10e eeuw, ontwikkelt men ook nog het katakanaschrift, qua klanken identiek
aan het hiragana, maar de tekens, ook afgeleid uit kanji door een deel van de kanji te
gebruiken, hebben een minder vloeiend uiterlijk en worden gebruikt voor klanknabootsingen
en dus ook voor woorden die uit een andere taal geïntroduceerd worden. Woorden die in de
17e - 19e eeuw uit het Portugees en Nederlands gehaald worden (door de vrijwel uitsluitend
Portugese en Nederlandse contacten) en later uit het Engels (Amerikaans), worden allemaal
in het katakanaschrift weergegeven. In het gewone hedendaagse Japans zien we dus
hiraganakarakters in combinatie met kanji gebruikt worden. Daartussen zien we ook woorden
in het katakanaschrift staan voor woorden die overgenomen zijn uit een andere taal en een
enkele keer om de uitspraak van moeilijke kanji te verduidelijken. Ook moderne woorden
zijn vaak uit het Engels overgenomen en worden dan in katakana geschreven, zoals televisie
= terebi en bijv. computer = konpyu-ta. Het gebruik van hiragana in
het Japans maakt het ook makkelijker om Chinees van Japans te onderscheiden. Als men een
groot stuk tekst ziet dat uitsluitend uit Chinese karakters, dus ideogrammen, bestaat kan
men er van uitgaan dat het Chinees is. Ziet men hiragana of katakana tussen de kanji staan
dat is het zeker Japans.
Naast het feit dat natuurlijk niet alle Chinese karakters in het Japans zijn
overgenomen, hebben de Chinese karakters in het Chinees en de kanji in het Japans, in de
loop van de tijd elk hun eigen wijzigingen ondergaan. Dat betekent dat men in het Chinees
karakters ziet die niet in het Japans voorkomen en omgekeerd zijn er karakters die in het
Japans inmiddels veranderd en/of vereenvoudigd zijn en daarom als zodanig niet in het
Chinees voorkomen. Ook zijn er na de introductie van de kanji in het Japans nieuwe tekens
geïntroduceerd.
Over het algemeen hebben de kanji hun (Chinese) betekenis wel ongeveer behouden en daarom
kunnen Japanners het geschreven Chinees wel ongeveer begrijpen (maar verstaan absoluut
niets van gesproken Chinees). Omgekeerd echter, begrijpen de Chinezen, door het veelvuldig
gebruik van hiraganakarakters, het geschreven Japans niet.