Inleiding Japanse cultuur

Het fenomeen Geisha

Kersenbloesem / Esdoorn kijken

Trouwceremonie

Eer- of schaamtecultuur

Kimono

Origami

Overlijden en begraven
De Japanner en de groep De samoerai Cadeautjes / Verpakkingskunst Tatoeëren
Feestdagen Ikebana Theeceremonie Badcultuur en Onsen
Festivals - matsuri De maan en maankijken Temari Japanse kraanvogels

Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt.


Overlijden en begraven

Bij de geboorte maar ook later tijdens het leven spelen veel shintô rituelen een grote rol. Bij het trouwen is men geheel vrij om het te volgen ritueel uit te zoeken, d.w.z. het kan op boeddhistische, shintô of christelijke wijze plaatsvinden. Dit is onafhankelijk van de religies van een of beide partijen.
Bij het overlijden vindt het daaropvolgende ritueel echter altijd plaats volgens de religie van de overledene. Dit betekent dat dit bijna altijd volgens het boeddhistisch ritueel zal gebeuren, ook al omdat shintô meer gezien wordt als iets voor het leven. De dood is sowieso een bezoedeling in shintô, al kent shintô ook wel degelijk een begrafenisritueel. Het boeddhisme belooft (meestal) ook een (ander) leven na de dood en is mede daarom populair bij een begrafenis. Nu kent het boeddhisme vele richtingen en sekten en die hebben bijna allemaal (kleine) verschillen in het begrafenisritueel. Altijd wordt het ritueel dus uitgevoerd overeenkomstig de religie (sekte) van de overledene.

Bekendmaking van overlijden
In Japan is het doorgaans niet gebruikelijk om rouwkaarten te sturen zoals wij dit kennen. Het is wel afhankelijk van de streek, maar veelal gebeurt de bekendmaking via de telefoon, via advertentie in de kranten of gewoon via via, dus door de gewone berichtenstroom.

Crematie - begraven
In Japan wordt bijna iedereen gecremeerd. Desondanks wordt ook toch altijd gesproken over een begrafenis. Dit komt omdat men na de crematie de as verzamelt en in een urn doet. Deze urn wordt (soms na een tijdje) begraven op een boeddhistische begraafplaats. Volgens een recente opgave van een Japanse begrafenisonderneming wordt minder dan 1% van de overledenen begraven. Dit komt vooral omdat er in Japan geen plek te vinden is om iemand te begraven, er is gewoon geen ruimte.

De dag voor de crematie is er een wake (tsuya). Dit is een wake met meestal een boeddhistische eredienst. De volgende dag is dan de crematie. In de tijd vóór de tsuya moet van alles geregeld worden en deze tijd heet: kari tsuya.

Vóór de wake (kari tsuya)
Als iemand niet thuis overleden is, maar bijv. in het ziekenhuis, wordt het lichaam naar zijn of haar huis gebracht. Soms wordt het lichaam eerst nog gewassen en soms wordt dit wassen later gedaan door mensen van de begrafenisonderneming (yukan). Thuis wordt het lichaam neergelegd op een futon. Belangrijk hierbij is dat het hoofd naar het noorden gericht is (kita makura, kita = noord en makura = kussen) en het gezicht naar het westen. kari tsuyaDe overledene wordt bedekt met een futon over het lichaam en een witte doek over het zicht (shiroi nuno). Soms wordt er een omgekeerd scherm om de overledene geplaatst (sakasa byôbu) en op het futon legt men een kort zwaard (mamori gatana), om de overledene te beschermen tegen kwade krachten op zijn reis naar de eeuwigheid. Dan volgt de makura kazari (kussenversiering). Men zet een klein tafeltje van blank hout bij het hoofd van de overledene met een witte doek er over heen. Er wordt een kaars aangestoken en wierook gebrand. Tevens wordt er een kop met gekookte rijst neergezet, waarin twee eetstokjes verticaal worden geplaatst (makura meshi). Dit is de reden dat men bij het eten (in een restaurant of thuis) nooit de eetstokjes verticaal in de rijst mag zetten, omdat dus op deze wijze rijst aan de overledene wordt aangeboden. Ook staat er nog apart een klein tafeltje met water (matsugo no mizu). bushugibukuro.jpg (3657 bytes)Diezelfde dag wordt nog een boeddhistische priester uitgenodigd om een sutra op te zeggen. Tevens wordt met hem een afspraak gemaakt voor de crematie en bespreekt men de boeddhistische naam die de persoon na dit overlijden gaat krijgen (kaimyô). Ook kunnen eventuele bezoekers nu al langs komen, die dan verwelkomd zullen worden, maar velen komen in de komende dagen. 's Nachts slapen een of meer familieleden in het vertrek van de overledene, waarbij men ervoor dient te zorgen dat de kaars en de wierook zullen blijven branden, omdat anders de overledene de weg kwijtraakt. Als er bezoekers komen, overhandigen deze een condoleance gift (koden), een envelop met inhoud. Hiervoor worden speciale enveloppen gebruikt, de bushugi bukuro (afbeelding hier rechts, © The Japan Forum). De grootte van de gift (afhankelijk van de relatie met de overledene) staat op de envelop en dit wordt, samen met de naam van de gast, in een boek genoteerd.

Wake (tsuya)
Soms wordt de wake thuis gehouden en soms (bijv. bij een klein huis) in een vertrek van de begrafenisondernemer. Op de dag van de wake, meestal de dag voor de crematie, wordt de overledene opgehaald door de begrafenisondernemer. Als het nog niet eerder is gebeurd, wordt het lichaam gewassen, het haar gekamd, het gezicht geschoren (vroeger werd dit veelal door de familie gedaan) en de overledene krijgt een shinishôzoku of een kyôkatabira (overlijdenskleed) aan, een kimono van witte gebleekte katoen, voor de laatste reis. Het is een kleed dat men vroeger droeg toen men op pelgrimstocht ging. Vrouwen krijgen dan nog make-up op (shini geshô). Dan krijgt de overledene nog allerlei zaken mee, zoals een handbeschermer (tekkô, voor de rug van de hand), soort Japanse slobkousen (kyahan) en een band met een driehoek erop, voor op het hoofd. Ook krijgt hij/zij een boeddhistisch rozenkrans (juzu) mee. Heel belangrijk is een tas (zudabukuro) met daarin 6 geldstukken (rokumonsen). Deze zijn om de oversteek van de rivier Sanzu no kawa te betalen (vergelijkbaar met de rivier Styx in de Griekse mythologie). Nu wordt de overledene in de kist gelegd (nôkan). Het kan ook zijn dat men eerst de overledene in de kist legt en daarna de genoemde zaken erbij legt. Vervolgens wordt de kist bij het altaar geplaatst en is men gereed voor de wake.
De wake is meestal 's avonds, bijv. van 7 tot 9 uur.
De familieleden en de meeste genodigden dragen bij deze gelegenheid rouwkleding (mofuku)
Als de familieleden en de bezoekers gezeten zijn, begint een priester (dôshi), nadat hij wierook heeft aangestoken, met het lezen van een sutra. Op een teken van de priester beginnen de familieleden (in de volgorde waarin ze zitten) met het offeren van wierook (izoku shinzoku shôkô, shôkô = wierook offer). Dit doet men door te buigen en een wierookstokje aan te steken,  nog eens te buigen en dan terug te keren naar de zitplaats.
De volgorde waarin de familieleden zitten en dus het offer brengen, is op basis van belangrijkheid t.o.v. de overledene en bezorgt de directe betrokkenen vaak hoofdbrekens. Deze volgorde moet zeer zorgvuldig bepaald worden omdat sommige personen zich beledigd kunnen voelen als zij te ver achteraan komen te zitten. Hierna is het de beurt aan de bezoekers (ippanshôkô), waarbij de familieleden naast het de offertafel staan en de bezoekers een buiging maken naar de familieleden. Tijdens dit offeren is de priester continu de sutra aan het lezen, maar dit wordt beëindigd zodra de laatste bezoeker wierook geofferd heeft. De leider van de plechtigheid (veelal de oudste zoon) spreekt een woord van dank en dan wordt de plechtigheid afgesloten. Soms wordt er nog een mantra gezongen maar dit is afhankelijk van de sekte.

Crematie en begrafenis
grafOorspronkelijk bestond de plechtigheid uit twee delen, de sôgi en de kokubetsushiki. De eerste was voor de familieleden om te bidden voor de ziel van de overledene. Daarna volgde dan de kokubetsushiki, waar iedereen naar toe kon komen, om afscheid te nemen. Tegenwoordig worden deze plechtigheden gecombineerd. Beide delen bestaan voornamelijk uit sutra's opzeggen door de priester en het branden van wierook. In het aansluitende tweede deel worden ook de bezoekers bedankt. De kist wordt nog eenmaal geopend en de familie doet de favoriete zaken van de overledene in de kist waarna iedereen bloemen in de kist werpt. Dan wordt de kist gesloten, waarbij de familieleden een spijker in het deksel mogen slaan. Naast de kist staan twee direct betrokkene met een gedenkplaat, van blank hout. Een plaat, de ihai, toont de naam en de andere plaat, de iei, toont een foto. Daarna dragen zes familieleden de kist naar de auto (reikyû-sha) voor de tocht naar het crematorium. Achter deze wagen kunnen andere auto's met familieleden volgen.

graf

Soms komt men midden in een bos een
(oude) boeddhistische begraafplaats tegen.

Aangekomen bij het crematorium wordt de kist op een soort plaat gezet die naar de oven toegaat. Aan de familieleden wordt dan verteld hoe laat zij kunnen terugkeren en op het afgesproken tijdstip krijgen zij de overblijfselen, as en botten, overhandigd. Met uitgereikte eetstokjes worden botten in een urn gedaan. De urn wordt mee naar huis genomen en wordt later begraven. Dit kan vrij snel of na een aantal dagen gebeuren, afhankelijk van de streek en de sekte. Na de crematie volgen nog een aantal boeddhistische diensten. Soms is dit na 7 dagen maar een heel belangrijke herdenkingsdienst is die na 49 dagen (shijûkunichi of ook wel manchûin). Deze dienst is uitsluitend voor familieleden. Na 49 dagen wordt de overledene een hotoke(-sama), een 'eerbiedwaardige Boeddha'. Daarna is het eerste O-bon festival na het overlijden zeer belangrijk. Tegenwoordig wordt niet helemaal meer strikt de hand gehouden aan die 49 dagen, het kan ook iets korter als dat beter uitkomt, maar het mag niet na die 49 dagen.

Rouwperiode en nengajô
In Japan kent men lange rouwperioden, afhankelijk van de relatie tot de overledene. Deze is normaal gesproken 3 maanden bij het overlijden van kinderen, broers en zusters, maar 1 jaar voor ouders en partners.

Dit heeft consequenties voor het versturen van de nengajô. In Japan verstuurt men geen kerstkaarten, maar nengajô. Dit zijn nieuwjaarskaarten die, als het goed gaat, allemaal precies op 1 januari door de posterijen worden bezorgd, maar in principe kan het tot 7 januari. Deze eerste week van januari wordt 'matsu no uchi' genoemd. Indien men bijvoorbeeld vergeten is een nengajô te sturen kan het deze week nog.
Nengajô zijn gelukwenskaarten, die vaak in het kalenderteken van het komende jaar staan (2010 is het jaar van de tijger) en heel populair zijn de nengajô met (ook nog) een loterijnummer erop, zodat de ontvanger nog een prijs kan winnen.
Als men echter in een rouwperiode zit, dient men zich te onthouden van het uitspreken of versturen van gelukwensen met als gevolg dat men geen nengajô mag versturen. Om dit kenbaar te maken aan familieleden, kennissen en relaties worden er tussen eind oktober en half december 'mochu hagaki' (een soort rouwkaart) verstuurd, waaruit blijkt dat de afzender geen nengajô zal versturen. Deze kennissen zullen dan ook geen nengajô versturen naar de afzender van een mochu hagaki. Het is overigens niet erg als het wel gebeurt (niet iedereen zal het weten), ontvangen van dergelijke kaarten mag wel, maar versturen mag niet.
Er is een probleem als een familielid overlijdt ná de periode dat er mochu hagaki worden verstuurd. Als iemand half december komt te overlijden kunnen er geen mochu hagakai meer verstuurd worden. In zo'n geval worden er kaarten verstuurd na de 'matsu no uchi, dus na 7 januari maar dit dient weer wel vóór 4 februari te gebeuren. Deze kaarten worden 'kanchu mimai' genoemd en zijn in feite gewone winterkaarten die men wel vaker tot 4 februari verstuurt maar waaruit ook kan blijken dat men geen nengajô heeft kunnen versturen wegens overlijden van een familielid.
De kaart moet vóór 4 of 5 februari (afhankelijk van het jaar) verstuurd worden omdat dan volgens de oude Japanse zonnekalender het voorjaar begint (Risshun). Deze zonnekalender was vroeger in gebruik bij de boeren omdat de maankalender teveel verschoof en niet gebruikt kon worden voor de landbouw.


Deze pagina is een onderdeel van Uchiyama's website over Japan
terug naar begin