Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt. |
|
Detail van
afbeelding op een Japanse lakkast. |
Van de hofreis zijn verslagen bewaard gebleven, van Cock Blomhoff, van Von Siebold en van nog een aantal anderen.
De tocht was ongeveer 1500 km lang en werd gedeeltelijk met de boot en
voor de rest te voet afgelegd.
De stoet bestond meestal v.w.b. de Nederlanders uit het opperhoofd, de chirurgijn en de
secretaris. Daarnaast waren er nog talloze (door de gouverneur van Nagasaki benoemde)
Japanners mee, politiemensen, tolken, dragers voor de draagstoelen en voor het dragen van
het eten en alle andere zaken, zoals de geschenken voor de shôgun. Een dergelijke stoet
kon wel uit meer dan 100 man bestaan. De politiemensen waren belast met de orde en moesten
de weg vrij maken. Ze bestonden uit opper-banjoosten ("gobanjôshi") en
onder-banjoosten ("chôshi"). Ook waren er opper- en ondertolken.
Het
opperhoofd, die op een dergelijke reis met zeer veel eerbied werd behandeld, had een zeer
fraai uitgevoerde draagstoel (norimono) ter beschikking, die gedragen werd door vier man.
De andere Nederlanders konden gebruik maken van eenvoudige draagstoelen, gedragen door
twee dragers, terwijl bijv. de onder-banjoosten genoegen moesten nemen met open stoeltjes
op stokken. De wegen waren te slecht voor koetsen op wielen, wel werden er ook paarden
meegenomen waarop ook wel gereden werd.
Men vertrok altijd rond half februari met de bedoeling om tegen eind maart in Edo te zijn. Dit verliep niet altijd volgens plan want bijv. Cock Blomhoff in 1818 en ook Von Siebold in 1826 kwamen pas half april in Edo aan.
De tocht vanuit Deshima kon worden opgedeeld in drieën:
1. |
De korte landweg, van
Nagasaki naar Shimonoseki. |
2. |
De zeereis, van Shimonoseki
naar Osaka (soms naar Muro) per boot. |
3. |
De lange landweg, van Osaka
(soms van Muro) naar Edo. |
In Edo verbleven de Nederlanders in de Nagasaki-ya, een speciale herberg. De intocht in Edo (in 1818 al een stad met 1,3 miljoen inwoners) was al een feestelijke gebeurtenis maar als de shôgun tijd had om z'n gasten te ontvangen ging men in in een grootse optocht en in de fraaiste kleren naar het paleis. De audiëntie zelf was meestal van korte duur. Wel was de shôgun zeer geïnteresseerd in Nederlandse (westerse) gebruiken. Bekend is het verhaal dat men moest voordoen hoe de westerlingen lachen, zingen en dansen, hetgeen veel hilariteit opleverde.
Tijdens het verblijf in Edo spraken de Nederlanders, vooral in de tijd van Doeff, Blomhoff en Von Siebold met veel Japanners die geïnteresseerd waren in "Rangaku" ofwel de "Hollandkunde" (westerse wetenschappen geïntroduceerd via Nederlandse boeken).
Na 2 tot 3 weken begon men aan de terugreis. Blomhoff kwam op 19 juni weer terug in Deshima en had er dus ruim 4 maanden over gedaan.