|
Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt. |
|
Na een lepel met water naar deze Jizo te hebben gegooid, ging deze vrouw bidden. |
Veel bosatsu hebben een speciale taak of betekenis. Een hele bekende bosatsu is Jizo.
Men treft op straat veel kleine stenen beeldjes aan, soms rijen van tientallen of
honderden Jizobeeldjes, vaak met rode muts en/of met een rode jas/ kinderslabbetje. Jizo
is de bosatsu die de kinderen beschermt en de zielen van ongeboren kinderen helpt, zoals
geaborteerde foetussen. De moeders verzorgen een Jizo en verzorgen zo hun geaborteerde of
doodgeboren kind. Overigens is Jizo zo'n typische mengvorm van boeddhisme en shintô want
hij wordt ook als kami in shintôheiligdommen aanbeden.
Andere bekende bosatsu zijn Kannon, Fugen en Monju, maar Jizo is waarschijnlijk wel de
meest aanbeden bosatsu. Voor meer over deze en andere bosatsu zie de pagina Kami en bosatsu.
In het boeddhisme ziet men het leven als een continue aanschakeling van leven en
doodgaan, wedergeboorte en door de menselijke eigenschappen zijn al deze levens gevuld met
lijden.
Boeddha zag dat er vier waarheden bestonden:
1. Alle bestaan is onbevredigend en vol met lijden. Dit bestaan wordt 'dukkha' genoemd.
2. Dit onbevredigend bestaan met alle lijden wordt veroorzaakt door de menselijke hebzucht
en verlangen naar zaken.
3. Aan het lijden kan een einde komen, men heeft dan het 'nirwana' bereikt.
4. Dit kan men bereiken door het volgen van het 'achtvoudige pad', samengevat een correcte
levenswandel met de juiste inzichten, samen acht levensinstellingen.
Een paar eeuwen later ontwikkelden zich twee stromingen: die van de kleine wagen (Hinayana) en die van de grote wagen (Mahayana). Een belangrijk verschil is dat de Hinayana streefden naar de verlichting van de individuen en Mahayana naar de verlichting van alle wezens. De Mahayana benadrukt het belang van de soetra's (teksten met de lessen van Boeddha) en geeft de bodhisattva's een belangrijke rol. De twee stromingen gaan ieder een eigen kant op. Hinayana verspreidt zich in het zuiden van India, Shri Lanka, Birma, Thailand en Indonesië. Mahayana gaat naar het noorden, naar China en komt via Korea in Japan.
Boeddhisme in Japan
Het boeddhistisch huisaltaar of 'butsudan' kan groot of klein zijn. De bovenhelft van deze 2 m hoge butsudan heeft nog twee kleine elektrisch bedienbare deurtjes waarachter een heilige scroll met teksten van Boeddha, hangt. |
Het (Mahayana) boeddhisme is in 538 (of 552), in Japan geïntroduceerd, toen de koning
van Paekche, een koninkrijk in het gebied van het huidige Korea, een boeddhabeeld met een
begeleidende brief naar Japan stuurde. Er ontstond een twist tussen de verschillende
heersende clans in Japan of het boeddhisme ingevoerd moest worden. De clans die hun
afstamming via een keizer konden terugvoeren tot de shintôgoden wilden niets weten van de
nieuwe godsdienst terwijl andere clans juist nieuwe mogelijkheden zagen. In 587 werd een
beslissende strijd geleverd en wonnen de boeddha-aanhangers. Een grote en belangrijke rol
bij de verdere invoering van het boeddhisme speelde prins Shôtoku (572-622), overigens
niet alleen als voorvechter van het boeddhisme maar ook als staatsman en hervormer. In
deze periode is de invloed van Korea, d.w.z. de koninkrijken Paekche, Silla en Koguryô in
het gebied dat nu Korea heet, erg groot. Veel monniken, zoals de leraar van prins
Shôtoku, en ambachtslieden komen hier vandaan naar Japan, hetgeen we duidelijk terugzien
in allerlei, vnl. boeddhistische, kunstvormen.
Om de invoering van het boeddhisme te vergemakkelijken en acceptabel te maken werd het op
Japanse wijze aangepast, waardoor het min of meer naadloos aansloot bij het shinto. Zo
liet men bijv. de boeddha's en bodhisattva's enerzijds en de verschillende kami anderzijds
in elkaar overgaan.
Er ontstonden in Japan verschillende boeddhistische stromingen doordat een aantal Japanse
monniken naar China gingen en met nieuwe ideeën terugkwamen. In het begin van de 9e eeuw
vertrokken de monniken Saicho (767-822) en Kûkai (774-835, ook wel bekend als
Kôbô Daishi) naar China en stichtten, eenmaal terug in Japan, de Tendaishû
resp. de Shingonshû (shû betekent 'sekte'
) en startten daarmee het esoterisch boeddhisme.
Beide sektes zijn gesticht op de berg Hiei (Hieizan) bij Kyoto en daarom spreekt men ook
wel van het bergboeddhisme.
Dit nieuwe esoterisch boeddhisme staat tegenover het traditionele exoterisch
boeddhisme. Het laatste gaat uit van een boeddhisme voor de leken, voor de
gewone man, die door goed te leven uit de cyclus van leven, lijden en sterven kan
ontsnappen en aldus na zijn dood het nirwana kan binnengaan. Zo bood men dus iets om naar
uit te kijken, ook voor na de dood. Het esoterisch boeddhisme gaat uit van een boeddhisme
dat eigenlijk alleen te begrijpen is door de ingewijde, de monnik of priester die door
voldoende recitaties van de Boeddha soetra's (uitspraken en leerstellingen van Boeddha)
nog tijdens zijn leven het nirwana kan bereiken. In het esoterisch boeddhisme wordt het
universum wel weergegeven door mandala's met een Boeddha als middelpunt. Een dergelijke
pictorale weergave is ook een geschikt recitatiepunt.
Amida Nyorai (Amida Boeddha) in Kamakura |
Later kwamen er nog meer belangrijke sektes bij, zoals de Jôdôshû
of de sekte van het Zuivere Land, gesticht door Hônen(1133-1212), die stelde dat het
veelvuldig aanroepen van Amida Nyorai (Amida Boeddha), hun belangrijkste
Nyorai en
bewaker van het westelijke paradijs, voldoende was om in het zuivere land van Amida
Nyorai te komen. Hônens volgeling Shinran (1173-1262) stichtte de Jôdô-shin-shû,
de Ware sekte van het Zuivere Land, die stelde dat éénmaal aanroepen van Amida
Nyorai
al voldoende kon zijn. Tevens vond hij dat kloosterdiscipline niet nodig was. Monniken
konden volgens hem trouwen en aan het dagelijks leven meedoen. Deze sekte is bijzonder
populair geworden, waarschijnlijk door de verlichte opstelling.
Als andere belangrijke sekte noemen we nog de Nichirenshû,
gesticht door Nichiren (1222-1282).
Japan kent nu ongeveer 100 groeperingen boeddhisten, zoals de genoemde Nichirenshû, Shingonshû, Zenshû
(met veel Daruma poppen), Hanyashinkyô, Nenbutsu of Soka
Gakkai. Ze hebben allemaal iets verschillende uitgangspunten. Over het
algemeen geloven de boeddhisten niet in een hemel, zoals de christenen, maar de Nenbutsu
doen dat weer wel.
Op dit moment zijn de Jôdô-shin-shû (kortweg ook wel Shinshû genoemd) en de
Nichirenshû de belangrijkste en grootste stromingen in het Japanse boeddhisme. De
grootste groepering is de Soka Gakkai. Ook zij hebben Nichiren als uitgangspunt en hebben
ongeveer 12 miljoen volgelingen in Japan (dus 1 op de 10 Japanners) en vele buiten Japan.
Ook bijv. in Nederland zijn ze actief en hebben elk weekend een bijeenkomst in
Amsterdam. Men
gelooft in reïncarnatie (tenslotte is dit de kern van het boeddhisme) en denkt dat de
mens zo'n zevental zielen heeft, die, als sporten van een ladder, van slecht naar goed
opklimmen. De onderste is de duivelse ziel en de bovenste is boeddha ziel, met de
boddhisattva ziel vlak daaronder. In het midden huist de dierlijke ziel en daar weer vlak
boven de normale menselijke ziel. Welke ziel de overhand heeft is afhankelijk van de
geestelijke staat. Door veel bidden en veel goed werk te doen kan de 'gewone' mens een
hogere zielenstatus bereiken met dus de boeddha ziel als hoogst bereikbare.
De swastika is het boeddhisme |
Zen-bedel-monnik, niet ongewoon in het straatbeeld van Japan |
In de 12e en 13e eeuw brengen twee monniken (beide uit de Tendai school) een nieuwe
stroming vanuit China naar Japan, het Zen-Boeddhisme (zenboeddhisme). Hoewel het al eeuwen
in een bepaalde vorm aanwezig was (het zat al min of meer in Tendai) werd het nu
gestimuleerd. Het was Myôan Eisai, die eind 12e eeuw de Rinzai
sekte stichtte en Dôgen (Zenji), die begin 13e eeuw, de Sôtô sekte stichtte. Belangrijkste stelling: Het
nirwana (of de verlichting) wordt niet bereikt door redenaties of het opzeggen van
soetra's maar uitsluitend door meditatie. Dôgen stichtte de Eiheiji tempel, het
hoofdkwartier van de Sôtô sekte, waar men tegenwoordig ook als toerist kan overnachten.
Het is het Zen-Boeddhisme dat populair in het westen is geworden. De meditatievorm bij
zenboeddhisme is Zazen of zittend zen. Hierbij zit men, in een klooster op een lange
plankier met het gezicht naar de muur, in de lotus-houding te mediteren (tweemaal per dag)
waarbij wereldse gedachten moeten worden vermeden. Achter de mediterenden loopt de meester
of Jikidô. Zodra hij merkt dat iemands aandacht verslapt, wordt de mediterende met een
kyôsaku, een eikenhouten lat, op de schouders geslagen, teneinde diens gedachten weer op
het juiste pad te brengen.
Ook in Nederland worden cursussen gegeven in zazen.
Op straat in Japan ziet men nog wel eens monniken die geld inzamelen. Dit wordt
'takuhatsu' genoemd. De bedelmonnik valt niemand lastig maar staat rustig met zijn
geldbakje, meestal op een punt waar veel mensen passeren. Met een korte buiging dankt
hij de eventuele gulle gever. Hij toont nooit blijheid of teleurstelling bij het wel of
niet krijgen van een gift.