|
Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt. |
|
shintô. |
Het eerste van de twee hiernaast getoonde karakters betekent god of goden.
Van dit karakter is de on-yomi (oorspronkelijk Chinese uitspraak) 'shin', terwijl de
oorspronkelijk Japanse uitspraak, de kun-yomi, 'kami' is. Van het tweede karakter is de
on-yomi 'tô' of 'dô' (met een lange "o"-klank) en betekent 'weg'. De twee
tekens samen (shintô) betekenen dus 'de weg van de goden'. Overigens stamt het woord
shintô pas uit begin 15e eeuw en is afgeleid van het oudere woord jindô, dat
waarschijnlijk in het begin van de 8ste eeuw werd ingevoerd ter onderscheiding van het
boeddhisme (butsudô of 'weg van de Boeddha's). Tegenwoordig gaan er stemmen
op die zeggen dat men vroeger met de term jindô verwees naar de goden uit
het taoïsme en dus niet naar die van de inheemse religie. Er wordt nog over
gediscussieerd en we zullen voorlopig hier voor de vroegere vorm van deze
inheemse religie, toch de
term shinto blijven gebruiken.
In het Nederlands kennen we alleen het woord shintoïsme en, vreemd genoeg, niet het woord
shinto, althans volgens van Dale en het Groene boekje, terwijl shinto een betere weergave
is van de oorsprong en onder ingewijden ook meer ingeburgerd is. Helaas weigert van Dale
vooralsnog het woord shinto op te nemen. Teneinde de invoering en het gebruik van het
woord shinto te stimuleren, zullen we dat hier gebruiken en niet het woord shintoïsme.
Een vermiljoen geschilderde torii van de Fushimi Inari Taisha in Kyoto. |
Voor de oorsprong van het shinto (al heette dat dus toen nog niet zo)
moeten we waarschijnlijk terug naar de oorspronkelijke bevolking van Japan: de Ainu, of
eigenlijk naar hun waarschijnlijke voorouders, de Jômonmensen. De herkomst van de Ainu
bevolking is nog niet helemaal duidelijk maar het lijkt nu toch wel waarschijnlijk dat zij
directe afstammelingen zijn van Jômonmensen, die naar het noorden werden verdreven door
Yayoi-mensen die toen (rond 300 v. C.) vanuit het vasteland van Azië Japan binnenkwamen.
Hoewel de Ainu ook vele goden en vooroudergeesten vereerden en natuurverschijnselen
vergoddelijkten, waren het waarschijnlijk de Yayoi die shinto als zodanig introduceerden,
weliswaar met vele elementen erin van de Jômoncultus maar ook zien we elementen uit het
sjamanisme. Overigens heette het toen nog niet shinto, die naam is pas gekomen toen men
het wilde onderscheiden van het boeddhisme.
Een belangrijke reden voor het houden van een cultus was de rijstbouw. Men richtte zich
hierbij tot de geesten of goden, de kami, men ging bidden en organiseerde
feesten om de kami gunstig te stemmen voor een goede oogst en deed later hetzelfde uit
dankbaarheid als de oogst goed gelukt was. Deze kami hadden een wat andere achtergrond als
de westerse goden en men kan ze dan ook niet direct vergelijken. Eigenlijk moeten we
shinto zien als een oergodsdienst ontstaan uit het volk en daardoor kent shinto geen
stichter of leider, geen dogma's en geen heilig boek of heilige teksten.
We zouden shinto ook kunnen vergelijken met onze oude Germaanse cultussen, waarin vele
goden, zoals bijv. de bekende Wodan, een rol speelden. Hier in het westen zijn deze echter
allemaal verdrongen door het christelijke geloof, dat een samengaan met de bestaande
polytheïstische ideeën niet accepteerde en mede door handige annexatie van de 'heidense'
gebruiken (feesten als kerstmis en Pasen) deze compleet overvleugelde en verdrong. In
Japan werd alleen later (in de 6e eeuw) het boeddhisme geïntroduceerd dat heel handig op
het shinto inspeelde en de vele Boeddha's en bosatsu's naast en dus niet tegenover de vele
kami uit het shinto plaatsten. De bosatsu Kannon en Jizo worden ook in een shintoheiligdom
(jinja) geëerd, terwijl we bijv. Hachiman, de kami van de oorlog, ook in boeddhistische
tempels terugvinden. Boeddhisme en shinto kunnen we beide zien als polytheïstisch (hoewel
het boeddhisme eigenlijk geen goden kent maar Boeddha's en bosatsu's) en hoeven wat dat
betreft dus niet lijnrecht tegenover elkaar te staan.
Kami |
Een mooi voorbeeld van een shimenawa om een heilige boom. Aan de shimenawa hangen vier shide. |
Een wezenlijk facet van shinto zijn de kami. Wat of wie zijn nu die kami? In feite zijn de
kami een verzameling van geesten van allerlei soorten.
Zo zijn er de kami die betrokken zijn geweest bij de schepping van Japan, zoals
Izanagi, Izanami en
Amaterasu, alsmede alle kami die tijdens
dit tijdperk ontstaan zijn. We zouden al deze kami kunnen vergelijken met de goden uit het
Griekse pantheon. Goden met menselijke trekjes die ook allerlei avonturen beleefden en
streken uithaalden. Afgezien van het feit dat van deze kami Amaterasu als belangrijkste
wordt gezien kent men nauwelijks een soort hiërarchie. Tijdens het hele scheppingsproces
worden ook allerlei ander kami geschapen die een duidelijke functie op aarde krijgen,
zoals bijv. Inari, de rijstkami. Daarnaast kent men vreemdsoortige kami als demonen of 'oni',
een soort duivelse figuren en 'kappa' of watervampiers. Deze laatste zijn
de meest woeste wezens, slijmerig met schubben. Een grote groep kami zijn de anonieme kami
in de natuur. In elk natuurverschijnsel, in elk vreemd gevormde steen of boom kan een kami
huizen. Dergelijke stenen, bomen of bergen kunnen dan heilig worden verklaard, zoals de
berg Fuji, of een grote boom, zoals op de foto. Deze boom wordt dan voorzien van een
heilig touw (shimenawa) en papieren stroken (shide). Overigens kunnen kami ook in kleinere
of ogenschijnlijk minder belangrijke voorwerpen huizen. In Japan kan men bij een
heiligdom, bij stenen of bomen of zomaar op andere heilige plekken, een shimenawa
aantreffen, voorzien van shide. Een shimenawa is een heilig touw, een speciaal gedraaid
touw van rijststro. Daaraan hangen meestal papieren stroken ("shide"), die op
een speciale manier gevouwen zijn. De shide is meestal van papier en soms van metaal. Het
is in feite een lange strook die vanaf beide kanten wordt ingescheurd en dan om en om
wordt gevouwen, maar elk heiligdom (of jinja) heeft zijn eigen specifieke shide. Een shide
is in feite een gestileerd overblijfsel van de vroegere offerandes.
Als laatste kunnen we de groep kami noemen die voor Japanners erg belangrijk is, de
voorouderkami.
Als mensen zijn overleden treedt de geest uit het lichaam en voegt zich bij de andere
kami. Deze kami worden vereerd door de kinderen en krijgen in het huisaltaar (kamidana)
allerlei offers aangeboden, met name bij speciale gebeurtenissen. Als tegenprestatie
beschermen de kami de kinderen tegen allerlei onheil. Omdat deze voorouders dus nog steeds
een rol spelen als kami is de voorouderverering nog steeds heel belangrijk. Daarom is
gezichtsverlies met name tegenover de voorouders een belangrijke zaak, omdat zo ook de
kami van de overledenen bezoedeld worden. De uitgetreden geest overleeft het lichaam 33
jaar. Na 33 jaar wordt nog een dienst ter ere van deze geest gehouden omdat de kami zich
dan voegt bij alle andere kami en in de anonimiteit verdwijnt.
Voor sommige belangrijke figuren was het mogelijk om als niet-anonieme, als een
'functionele' kami te blijven voortbestaan. Voorbeelden hiervan zijn keizer Ojin, die als
kami Hachiman, een oorlogskami, blijft voortleven. Hij is trouwens typisch een voorbeeld
van een kami die ook geëerd wordt in boeddhistische tempels. Zo is hij de beschermgod van
Tôdaijitempel in Nara en heeft hij een eigen shintoschrijn in Kamakura.
Er is in feite geen bepaald aantal kami. Men spreekt wel over acht miljoen kami (yaoyorozu
no kami) maar hiermee bedoelde men 'een heleboel kami'.
Heianschrijn, een bekende shintoheiligdom in Kyoto, geheel in het vermiljoen. |
Een shintoheiligdom
Aanvankelijk kende men nauwelijks tempels en officiële diensten. Die zijn pas later
geïntroduceerd. Wel gebruikte men kleine eenvoudige gebouwtjes, waarschijnlijk een soort
voorraadschuur, voor kleine ceremonieën. De tempel in Ise, de huidige hoofdtempel van het
shinto, lijkt nog sterk op zo'n vroegere voorraadschuur. Later zijn de tempels groter
geworden en door de introductie van het boeddhisme zijn beide soorten tempels veel op
elkaar gaan lijken. Een shintoheiligdom wordt met een algemene benaming 'jinja' genoemd,
meestal vertaald met 'schrijn' of 'heiligdom' (het woord schrijn bestaat officieel echter
niet in het Nederlands voor een heiligdom, het gebruik is afgeleid van het Engelse
shrine). Ook de benaming 'jingû' en 'taisha' komt men tegen, maar dat zijn aanduidingen
die aangeven dat het om een zeer belangrijke tempel gaat, zoals 'Ise jingû'. Een
shintoheiligdom zien er zeer sober uit en lijken veel op de boeddhistische tempels (tera
of dera). Ze zijn vaak vermiljoen geschilderd, maar niet altijd. Een vermiljoen
geschilderde tempel is dus wel een shintoheiligdom, maar een ongeschilderde tempel kan
zowel een shintoheiligdom als een boeddhistische tempel zijn. De toegang tot een
shintoheiligdom gaat bijna altijd via een poort of "torii" en achter de torii
bevindt zich dan de heilige grond. Een torii is dan wel een duidelijk teken dat het een
shintoheiligdom betreft, terwijl de aanwezigheid van een pagode op een boeddhistische
tempel wijst. Voor het ontstaan van de torii als shintosymbool, zie de pagina over de mythische schepping van Japan.
Een shintopriester met een shaku in zijn hand. |
Een shintoheiligdom kent priesters, maar niet alle heiligdommen hebben een
eigen priester, veelal hebben meerdere (kleine) heiligdommen samen één priester, want
sommige kleine heiligdommen worden nauwelijks, alleen met hoogtijdagen, zoals met
Nieuwjaar
of bij een feest van het plaatselijk heiligdom (matsuri). De taken van een priester
bestaan voornamelijk uit het leiden van speciale ceremoniën met bepaalde rituelen, zoals
een trouwceremonie. De hoofdpriester heet gûji, maar er zijn ook andere benamingen, die
afhankelijk zijn van de status van de tempel en de positie van de priester binnen de
tempel, zoals kannushi, shinshoku, gongûji en negi. De kleding van de
shintopriester lijkt nog steeds erg op de kleding ten tijde van het vroegmiddeleeuwse
hofleven. De priester draagt zwarte houten klompen, de asagutsu, en in de handen heeft
hij, als teken van zijn waardigheid, een platte licht gebogen plank, de shaku.
De priesters worden vaak geassisteerd door jonge meisjes, die 'miko' heten. Zij zijn met
name verantwoordelijk voor het opvoeren van een dans, de kagura. Vroeger geloofde men dat
men stierf als de ziel het lichaam verliet. Om de ziel weer terug te halen werd de kagura
opgevoerd. De 'miko' zijn jonge meisjes die nog niet gemenstrueerd hebben. Vaak (maar
tegenwoordig is men wat soepeler met vrouwen) moeten zij de tempel verlaten als de ouders
zijn overleden of zodra zij menstrueren, omdat dood en bloed onrein zijn. Priesterschap
was vroeger erfelijk maar tegenwoordig kan iedereen daar een opleiding voor volgen en is
het ook meestal een deeltijdbaan. Een priester heeft er veelal een andere baan bij, bijv.
bankdirecteur o.i.d.
Shinto in het dagelijks leven
Shinto is gebaseerd op de oude gebruiken, zoals vermeld in de oude
mythologische verhalen die uit overlevering bekend waren maar die later (begin 8ste eeuw)
zijn vastgelegd in kronieken, de Kojiki en de Nihon shoki. Naast deze verhalen stelt
men de relatie van de mens met met de natuur centraal. Nog steeds speelt de natuur en de
schoonheid van de natuur een hele grote rol in het leven van de Japanner. Gebruiken als
'kersenbloesemfeest' (hanamatsuri) en 'maankijken' (tsukimi) zijn daar duidelijk
uitvloeisels van.
Tot de Meijirestauratie in 1868 kunnen we shinto zien als veelal lokale gebeurtenissen,
niet verenigd tot één grote godsdienst, waarbij veel shintotempels gelieerd
zijn geraakt aan boeddhistische tempels. In 1868 grijpt een nieuwe stroming, die
enerzijds vernieuwing naar westerse ideeën wil maar ook weer meer macht bij de keizer,
terug op oude traditionele typisch Japanse ideeën als shinto. Shinto maakt
zich los van het boeddhisme en wordt
staatsgodsdienst, met de keizer als groots middelpunt, die immers een directe afstammeling
is van de zonnegodin Amaterasu. Men gaat zelfs nog verder door te stellen, overigens in
navolging van vroegere shintogeleerden, dat Japan hét uitverkoren land van
de goden is en het enige land dat zo door de goden is geschapen. Dit wakkert
duidelijk nationalistische gevoelens aan en rechtvaardigt later het Japanse
imperialisme. Als uitverkorene kan men immers anderen onderwerpen. Na de
Tweede Wereldoorlog hebben de Amerikanen een scheiding tussen godsdienst en
staat aangebracht, hetgeen niet wegneemt dat keizer nog
steeds een zeer belangrijke rol speelt in diverse shinto gebeurtenissen en nog steeds elk
jaar een bezoek brengt aan de hoofdtempel in Ise.
Ook al heeft shinto tot halverwege de 19de eeuw slechts lokaal een rol gespeeld, het waren wel overal diepgewortelde ideeën en daardoor zit het gedachtegoed nog steeds diep verankerd in de Japanse ziel. Rijstbouw bijvoorbeeld heeft een zeer diepe shinto achtergrond en ook andere shinto gebruiken vindt men nog steeds terug, zoals de shimenawa met de shide, die men op nieuwjaarsdag (shôgatsu) boven de deur van een woonhuis kan aantreffen. Het brengen van geluk en het weren van duivels of boze geesten is het primaire doel.
meisjes in een tempel |
De manier van denken van de Japanner is van oudsher beïnvloed door het shinto (natuurlijk ook wel door het boeddhisme, taoïsme en confucianisme). Bijv. bij de samoerai waren zijn manier van denken en vechten, waarbij eer, moed en loyaliteit centraal stonden, voor een belangrijk deel afgeleid uit het shinto en deze gedragscode was neergelegd in de 'bushidô' (de weg van de krijger). De invloed hiervan op de gewone burgerbevolking was erg groot, mede doordat de samoeraiklasse gezien werd als hoogste sociale status in Japan in de 15-19e eeuw. Ook nu nog denkt men veel volgens shinto-lijnen en wordt er veel gebeden in een shintoheiligdom. Men wendt zich dan tot de kami, of meestal tot één van hen, en bidt voor succes, voor kinderen, voor een goede afloop van een examen of een transactie, voor vrienden etc. Dit bidden gebeurt door de bel te luiden (via het touw) om de aandacht van de kami te trekken. Vervolgens wordt er tweemaal gebogen en klapt men, eveneens tweemaal, in de handen en buigt nog eens. Om de kami gunstig te stemmen kan men ook nog geld in een doos (de saisen-bako) gooien.
De invloed van het shinto op het dagelijks leven kan men terugvinden in verschillende gebeurtenissen die nog steeds plaatsvinden, ondanks het feit dat veel Japanners het shinto tegenwoordig vaak een beetje lacherig afdoen. Zowel bij de geboorte, in de jeugd, bij het trouwen en later heeft bijna iedere Japanner te maken met speciale, typische shinto gebeurtenissen. shinto is typisch een religie bedoeld voor het leven. Men stelt weliswaar dat de geest bij het overlijden het lichaam verlaat en kami wordt, maar meer heeft men de mensen bij overlijden niet te bieden, mede omdat bloed en dood door shinto als onrein worden gezien. Het boeddhisme biedt mensen wel een soort verlossing uit het lijden van het leven door het doorbreken van de kringloop van geboorte en overlijden. Het shinto wordt dus gezien als een religie voor het leven en het boeddhisme als een religie voor de dood, vandaar dat het trouwen vaak op shintowijze gebeurt en begraven of cremeren op boeddhistische wijze plaatsvindt.
Belangrijke gebeurtenissen voor shinto zijn:
Hatsumôde |
De gang naar een shintoheiligdom ter gelegenheid van het nieuwe jaar. Op nieuwjaarsdag (plus nog een aantal dagen daarna) gaan miljoenen Japanners naar een shintoheiligdom om te bidden voor een goed jaar. |
Omiyamairi |
De eerste officiële gebeurtenis van een kind (baby) waarbij de ouders met hun baby naar een shintoheiligdom gaan om de kami te bedanken voor de geboorte en te bidden voor geluk en gezondheid voor de baby. Als het een jongen is, gebeurt dit 31 of 32 dagen na de geboorte. Bij een meisje na 33 dagen. Tegenwoordig wordt hier wel van afgeweken en kijkt men meer naar het weer en de conditie van het kind. |
Shichi-go-san |
Bidden voor geluk in een shintoheiligdom op of rond 15 november voor 5 jarige jongens en 3- en 7 jarige meisjes. De kinderen, evenals de moeders, dragen dan de traditionele kleding. Shichi-go-san betekent 7-5-3, de betreffende leeftijden van de kinderen. |
Yakudoshi |
Letterlijk betekent dit: 'ongelukkige jaren'. Dit zijn shinto-elementen uit het taoïsme, waarbij bepaalde leeftijden als ongelukkig worden gezien en men meer kans heeft op ongelukken of een slechte gezondheid. De 'slechtste' zijn 33 jaar bij vrouwen en 42 jaar bij mannen. Men gaat dan vaker naar de tempels en koopt ook meer gelukbrengende amuletten. |
Jichinsai |
Een ceremonie die plaatsvindt vóór het bouwen van huis of gebouw. Men verontschuldigt zich tegenover de kami die daar wonen dat men juist daar gaat bouwen en bidt dat de bouw zonder ongelukken zal plaatsvinden. Jichinsai betekent: grondbrekende ceremonie. |
Shunkôshiki |
Een vergelijkbare ceremonie als hierboven,
maar nu bij het einde van de bouw en bij een huis vóór het bewonen ervan. Men dankt de
kami dat het bouwen zonder ongelukken heeft plaatsgevonden en men bidt voor een lang en
gezond leven in dit huis. |
Zoals boven al is genoemd, is een onderdeel van shinto ook het bidden voor geluk of andere zaken (examen, kinderen, gezondheid e.d.) om zodoende te proberen het lot te beïnvloeden. Hiervoor zijn in Japan en dan met name bij de shintoheiligdommen allerlei amuletten te koop, zoals 'ema', een houten votieftablet waarop van origine de afbeelding van een paard was aangebracht. Het woord 'ema' is afgeleid van twee karakters en betekent 'afbeelding van een paard'. Vroeger werd het paard gezien als de boodschapper tussen de kami en mensen en degene die iets speciaals wilde moest een paard aan de kami offeren. Natuurlijk konden de meesten zich dit niet veroorloven en schonk men een aardewerk beeldje van een paard. Men heeft geconstateerd dat dit al in de 7e eeuw werd gedaan. Later werden de aardewerk beeldjes vervangen door houten plankjes en dit zijn dus eigenlijk offerplankjes. Tegenwoordig wordt een verzoek aan de kami op de ema geschreven en onder het opzeggen van een gebed opgehangen bij de tempel.
De Heian Jingû schrijn in Kyoto met honderden omikuji gestrikt in de struiken. |
Heel bekend zijn de 'omikuji'. Dit zijn papieren strookjes waarop een voorspelling staat en die men koopt bij de tempel door een bamboestokje uit een doos te trekken. Dit stokje is verbonden met een bepaald papiertje waarop de voorspelling staat. Dit papiertje wordt daarna aan een tak van een struik bij de tempel gestrikt. Men kent verschillende soorten voorspellingen: daikichi (veel geluk), kichi (geluk), shôkichi (klein beetje geluk) en de kyô (ongeluk).
Daarnaast kent men ook nog een 'omamori' een talisman die kracht geeft, geluk brengt en slechte geesten weg houdt. Deze worden veel gekocht op bijzondere dagen, zoals bijvoorbeeld op hatsumôde, de gang naar de schrijn op 1 januari.
Shinto in Nederland
In Nederland kennen we ook een shintotempel (in Amsterdam) met shintomeester Paul de
Leeuw.
Voor meer informatie over de Japanese Dutch Shinzen Foundation, zie bij de links.
*) Het Nederlandse
woord shintoïsme is waarschijnlijk gevormd naar analogie van o.a. het woord boeddhisme,
hoewel dat een andere afleiding heeft (afgeleid van een persoon Boeddha). De Japanners
zelf noemen het shintô (shinto), dus waarom shintoïsme?
Het Engels kent wel zowel shinto als shintoïsme. Er is ook veel verwarring rond shinto.
Zo zegt het Grote Prisma woordenboek Nederlands over shintoïsme: Japanse boeddhistische
staatsgodsdienst.
De 'kleine van Dale' (van Dale Hedendaags Nederlands) schrijft voor shintoïsme: Japanse
godsdienst op boeddhistische grondslag. Ook dit laatste geeft m.i. een verkeerd beeld.