Taishôperiode
(van 1912 - 1926)
In 1912 kwam keizer Meiji te overlijden en werd Taishô de nieuwe keizer.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) streed Japan mee aan geallieerde zijde tegen
Duitsland. Japan maakte zich meester van de Duitse bezittingen in Azië (Shantung, China)
en in de Stille Oceaan. Tevens was dit een mooie gelegenheid om de Japanse invloed in
China uit te breiden en de Japanners overhandigden de Chinezen in januari 1915 hun 21
eisen, die er op neer kwamen dat China min of meer Japans gebied zou worden. Mede door
invloed van de westerse geallieerden werd een groot aantal van die eisen verworpen maar
een klein aantal werd gehonoreerd waardoor Japan een flinke invloed kreeg in bijv.
Shantung, het zuiden van Mantsjoerije en Binnen-Mongolië. Als gevolg hiervan kwam in
China een forse anti-Japanse beweging op gang: de Vijf Mei Beweging. Japan wilde zich wat
meer conformeren aan de westerse mogendheden en trad in 1920 toe tot de Volkenbond. Een
jaar later werd Hirohito, zoon van keizer Taishô, regent voor zijn vader omdat deze
geestesziek was. De gestegen rijstprijzen in 1918 leidden tot onlusten en rond 1920
ontstond in Japan een grote depressie. Er waren talloze stakingen en het marxisme stak de
kop op. Hoewel er serieuze pogingen waren om tot een echte democratie te komen
(mannenkiesrecht in 1925) maakte de status van de keizer (heilig en onaantastbaar) plus de
vervolgingen van de communisten dit eigenlijk onmogelijk. Bovendien bepaalden de zaibatsu (conglomeraten van firma's) in feite de politiek. |