|
Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt. |
|
Tokugawa Ieyasu in de slag bij Sekigahara |
Door de winst in de slag bij Sekigahara in
1600 verkreeg Tokugawa Ieyasu de alleenheerschappij over Japan en liet zichzelf in 1603
tot shôgun benoemen. De bakufu werd toen verplaatst naar Edo (het huidige Tokyo), maar de
keizer en z'n hof bleven in Kyoto, dat ook de hoofdstad bleef. Vandaar dat men ook wel
spreekt over de Edo periode hoewel die dus eigenlijk in 1603 begint. Er is
overigens nog één tegenstander die opgeruimd moet worden voordat hij alsnog
te machtig wordt. In het kasteel van Osaka zit nog de zoon van Toyotomi
Hideyoshi, Toyotomi Hideyori, hij heeft nog veel aanhangers. In 1615
vindt Tokugawa een aanleiding om het kasteel aan te vallen en overmeestert
het. Alle leden van de Toyotomi familie worden vermoord. Een laatste
mogelijke opponent is verdwenen.
De Tokugawa periode
zou nu rust en stabiliteit in het land brengen, mede door de afsluiting van Japan van de rest
van de wereld in 1641.
De afsluiting was een gevolg van het feit dat de machthebbers in Tokyo
bevreesd waren voor de groeiende invloed van het katholicisme dat zeer
actief werd uitgedragen door de Jezuïeten. Een toeloop naar die afsluiting
vormden de steeds meer beperkende maatregelen, zowel voor Japanners als voor
buitenlanders, die in de loop van een aantal jaren werden afgekondigd.
In 1633 kwam een lijst met artikelen waarin o.m. bepaald werd dat het in
vervolg verboden was om reizen naar het buitenland te maken op schepen die
geen toestemming daartoe hadden van de bakufu. Ook buitenlandse schepen
kregen te maken met nieuwe Japanse maatregelen. Japanners die al een tijd
buiten Japan woonden mochten niet meer terugkeren. Een verbod op het
belijden en verspreiden van het christendom werd nog eens duidelijk
herhaald. In 1634 werden deze maatregelen nog een uitgebreid met het verbod
voor missionarissen om aan land te komen, wapens mochten niet meer
geëxporteerd worden en Japanners mochten het land niet meer verlaten. Vanaf
1636 werd het alle schepen verboden (ook die eerder toestemming hadden
gekregen) om Japan te verlaten. Ook werden de beloningen verhoogd voor het
aanbrengen van christenen, kinderen uit gemengde huwelijken (Japanners met
buitenlanders) werden verjaagd en contact (correspondentie) met familieleden
overzee werd niet meer toegestaan. In ditzelfde jaar werden de Portugezen
verbannen naar het inmiddels gebouwde eiland Deshima. Later werd het hun
helemaal verboden Japans grondgebied te betreden en werden alle
buitenlanders het land uitgezet, terwijl de Nederlanders in 1641 naar
Deshima verbannen werden. Het enige contact tussen Japan en het buitenland
verliep via een poort op het eilandje Deshima.
De genoemde rust en stabiliteit is ook het gevolg van de strenge regels die de bakufu opstelde. Om iedereen goed in het gareel te houden worden er strenge gedragscodes opgesteld. Zo wordt bepaald hoe men zich bijv. dient te gedragen en te kleden, afhankelijk van rang en stand in de maatschappij. Er ontstaan 4 rangen (of standen) in die maatschappij. Bovenaan staan de samoerai, zij hebben een grote macht over de gewone bevolking. Het is hun toegestaan om gewone burgers te doden als die zich niet correct opstellen of de juiste gedragscode gebruiken t.o.v. de samoerai. Na de samoerai staan de boeren. Daarna de ambachtslieden en als laatste de kooplieden. Het handelen met geld werd als iets verachtelijks gezien. De samoerai werden betaald met rijst. Tegen het eind van de Edo periode verandert dit allemaal als de mensen met geld meer macht krijgen en de samoerai juist hun privileges kwijt raken.
Een oude regel werd in 1635 als wet ingevoerd, de sankin kôtai, waarin
werd bepaald dat de daimyô om de zoveel tijd met hun hele huishouding een bezoek aan de
shôgun in Edo moesten brengen. Dit kostte veel tijd en vooral veel geld, waardoor het
praktisch onmogelijk voor hen werd om acties tegen het shogunaat te ondernemen. Als de
daimyô weer terugkeerden naar hun landgoederen moesten sommige gezinsleden van de daimyô
in Edo blijven en fungeerden dus in feite als gegijzelden. Het leverde stabiliteit op en
Edo groeide uit tot een wereldstad.
Het moeten brengen van een bezoek aan de shôgun gold ook voor de Nederlanders op Deshima.
Zij moesten elk jaar (later werd dit minder frequent) de lange tocht van Deshima naar Edo
maken. Hoewel zij dit wel als vernederend ervoeren (zij moesten bijv. laten zien hoe de
westerlingen dansten of zongen) namen zij dit voor lief. Aanvankelijk werden er cadeaus in
de vorm van snuisterijen voor de shôgun meegenomen maar later werden er bestellingen
geplaatst. Zo werd eens een feniks (phoenix) besteld, de mythische vogel. Bij gebrek aan
een echte feniks vonden de Nederlanders de Casuaris wel geschikt, een vogel die er op zou
kunnen lijken en deze werd geaccepteerd.
De hofreis (heen en terug) duurde rond de 2 maanden en was een grote onderneming. Ook al
omdat de Japanse bevolking steeds heel nieuwsgierig was naar die vreemde roodharige
barbaren met hun vreemde neuzen en ogen.
Eén van de opmerkelijkste Tokugawa shôguns (even afgezien van Tokugawa
Ieyasu) was de vijfde Tokugawa shôgun, Tokugawa Tsunayoshi. Hij hield erg veel van
levende dingen en dan met name van honden. Om die reden werd hij ook de 'honden-shôgun'
genoemd. Hij bleef kinderloos en een priester had hem verteld dat dit kwam omdat hij in
een vorig leven een hond had gedood. Om dit weer goed te maken gaf hij honden allerlei
voorrechten en werden mensen die honden mishandeld of gedood hadden streng gestraft. Hij
had een speciaal terrein waar zwerfhonden een prinsheerlijk leven hadden.
Hij was shôgun van 1680-1709 en deze periode wordt ook wel de Genroku
periode genoemd. In deze periode beleefde de
kunst een grote bloei. Theaters waren enorm populair, bijv. door kabuki met kunstenaars als
Ichikawa Danjūrō (kabuki acteur), maar ook schrijvers als Ihara Saikaku. Het reizen werd makkelijker
gemaakt en mede daardoor kon de grote dichter Basho zijn reizen maken met de schitterende
haiku als resultaat (zie pagina Japanse poëzie). Shôgun Tsunayoshi had in het begin van
zijn periode succes met het op orde stellen van de bakufu, de stabiliteit en de
financiële situatie in het land. Aan het eind van zijn periode leefde hij een wat al te
uitbundig leven met politieke chaos als gevolg.
Hoewel de keizer praktisch gesproken geen macht meer had en slechts een marionettenfiguur was geworden diende hij wel steeds de nieuwe shôgun officieel te benoemen. Het shogunaat zorgt daarom steeds voor huwelijken tussen leden van keizerlijke familie en de Tokugawa familie. Ook worden de keizer en het keizerlijk hof geïsoleerd van "vreemde" daimyô via het opleggen van zeer strikte leefregels aan de keizer en de hofadel.
Als rond 1850 de discussie binnen Japan ontstaat over de voortzetting van
de afsluiting, door dreiging van de westerse mogendheden, ontstaan er veel onlusten tussen
de voor- en tegenstanders, waarbij ook de terugkeer van de macht van de keizer een rol
speelt. De bakufu probeerde hier tussendoor te laveren omdat men wel inzag dat de
isolatiepolitiek niet lang meer was vol te houden tegenover het machtige westen en dan met
name de Amerikanen. In 1853 kwam de Amerikaan Perry met zijn, voor de Japanners,
indrukwekkende vloot en eiste openstelling van Japan. Hij zou het volgende jaar terugkomen
en het antwoord horen. Het resultaat was dat Japan deze eis onmogelijk kon negeren en bij
Perry's terugkeer in 1854 sloot men een akkoord waarbij de havens van Shimoda en Hakodate
als havens voor de VS geopend zouden worden. Ook was afgesproken dat er een Amerikaanse
consul zou komen. Deze kwam in 1856 in Shimoda. Ook in 1856 werden vergelijkbare verdragen gesloten met Rusland en
Engeland. Hierop ontstond een zeer onrustige periode door toedoen van de voor- en
tegenstanders van de openstelling en terugkeer van de macht van de keizer, waarbij ook een
aantal westerlingen wordt gedood door de tegenstanders van de openstelling. Het was met
name in de provincies Chôshû (op de uiterste westelijke punt van Honshu) en
Satsuma (op Kyûshû) waar de opstandjes uitbraken. Zo werd door Satsuma-samoerai een
Engelsman vermoord, hetgeen een bombardement op Kagoshima (hoofdstad van Satsuma) van de
Britse vloot tot gevolg had (in 1863). Chôshû bombardeerde westerse handelsschepen en
dit resulteerde in een bombardement van Britse, Amerikaanse, Franse en Nederlandse
oorlogsschepen op Shimonoseki. Deze samoerai uit Chôshû en Satsuma waren altijd al
tegenstanders van de shôgun geweest en ook nu richtten zij legers op met de bedoeling de
shôgun omver te werpen. Daarnaast waren zij tegen de openstelling van Japan voor
vreemdelingen. Zij werden ook wel 'de zuiderlingen' genoemd en trokken met hun legers op
naar het noorden om zo geheel Japan voor de keizer te veroveren. Het was een heel roerige
en verwarrende tijd omdat niemand wist welke kant het uit zou gaan en bovendien werden er
(in een zeer korte periode) allerlei nieuwe westerse zaken in Japan geïntroduceerd, denk
aan de westerse kleding, maar ook glazen ramen, rijtuigen en zelfs stoomtreinen, allemaal
wonderlijke zaken voor de Japanners.
Deze periode wordt ook wel de 'bakumatsuperiode' genoemd (eind van Edo periode). In deze
periode werd ook langzamerhand het politieke fundament gelegd voor de nieuwe periode.
Op 13 februari 1867 komt keizer Kômei te overlijden, de vader van de volgende keizer
Mutsuhito. Mutsuhito zal bekend worden als keizer Meiji. Eind 1867 komt het shogunaat ten
val en wordt de macht van de keizer weer in ere hersteld. Het begin van een nieuwe tijd
met de Meijirestauratie.
Kanji:
Tokugawa Ieyasu = 徳川家康 ; Edo = 江戸
; Meiji = 明治 ;
|