Kamakura- en Muromachiperiode
(van 1192 - 1573)
Kamakura
periode (1192 -1338)
Minamoto no Yoritomo is de eerste shôgun en vestigt zich in Kamakura. Hoewel
de keizer officieel het hoogste orgaan blijft, ligt de eigenlijke macht bij de shôgun.
Minamoto no Yoritomo overlijdt in 1199 en zijn 17-jarige zoon Minamoto no Yoriie volgt hem
op, maar krijgt al spoedig een regentenraad boven zich, met zijn grootvader Hôjô
Tokimasa als leider. De invloed van de Hôjô wordt hierdoor erg groot en bij de poging om
die invloed te verkleinen wordt in 1204 Yoriie gedood (op last van Hôjô Tokimasa) en
wordt Yoriie's 12 jarige broer Sanetomo tot shôgun benoemd. Hôjô Tokimasa benoemt
zichzelf tot "shikken" (regent van de shôgun). In de loop van de jaren wordt de
macht van de Hôjô familie steeds groter en is de shôgun een marionet van de Hôjô's
geworden.
In China is inmiddels Kublai Khan keizer van China en deze stuurt in 1274 een invasievloot
naar Japan. De Japanse samoerai waren geen strijd voor het machtige, moderne Mongoolse
leger maar een hevige tyfoon vernietigt de Mongoolse vloot. Een tweede invasie komt in
1281. De Japanners waren hier nu beter op voorbereid en konden twee maanden stand houden.
Toen vernietigde opnieuw een tyfoon de Mongoolse vloot. De tyfoons kwamen als door de
goden gezonden en werden dan ook 'kamikaze' genoemd, godenwinden.
Als in het begin van de volgende eeuw de Hôjô clan allerlei belangrijke posten naar zich
toe gaat trekken, verzet keizer Go-Daigo zich hier tegen en roept hij de hulp in van de
krijgermonniken van de Tendai-sekte maar ze worden verslagen in 1331 waarop de keizer
wordt verbannen en de Hôjô's een andere keizer aanstellen (keizer Kôgon). In 1333 kan
keizer Go-Daigo (die zichzelf nog steeds als enige legitieme keizer beschouwt) vluchten en
roept de hulp in van Ashikaga Takauji waarop de Hôjô's in 1333 worden verslagen, ze
worden allemaal gedood of plegen zelfmoord. De shôgun Morikuni, in feite de laatste
Kamakura shôgun, treedt af en wordt monnik, maar overlijdt datzelfde jaar. Go-Daigo
benoemt dan zijn zoon Morinaga tot shôgun, die echter in 1335 wordt gedood en dan weer
wordt opgevolgd door een andere zoon van Go-Daigo, Narinaga. In 1334 kan Go-Daigo de
regering overnemen (Kenmu-restauratie) maar een jaar later begint
Ashikaga Takauji een opstand tegen Go-Daigo omdat hij en de andere samoerai ontevreden
zijn over de beloning.
In 1336 maakt Takauji dan Kômyô keizer maar Go-Daigo blijft zichzelf ook nog als keizer
zien en vlucht opnieuw naar het zuiden en vormt daar wat wel het "zuidelijke
hof" wordt genoemd, in tegenstelling tot het "noordelijke hof", dat
gesteund wordt door de Ashikaga. Er begint een periode met twee keizers (Nambokuchô-jidai,
1336-1392). Go-Daigo blijft zichzelf als enige en wettige keizer zien omdat hij weliswaar
de regalia had overhandigd
aan Kômyô maar dit waren slechts duplicaten, zo zei hij achteraf.
Muromachi
periode (1338-1573)
In 1338 werd Ashikaga Takauji tot shôgun benoemd, d.w.z. hij liet zich
benoemen door zijn beschermeling, keizer Kômyô. Hij liet de bakufu weer terugkeren naar
de hoofdstad Kyoto, in de wijk Muromachi. In 1392 gaf het "zuidelijke hof" op en
ontstond er weer een normale periode met één keizer. De macht van de shôgun was zeer
wankel omdat hij steeds allerlei concessies moest doen aan zijn vazallen teneinde ze
rustig te houden. Dit houdt natuurlijk een keer op en in 1467 breekt de zg. Ônin
oorlog (Ônin no ran, 1467-1477) uit, waarmee tevens een tijd van grote onrust
aanbreekt. De aanleiding tot deze oorlog was een beetje bizar en betrof de opvolging van
de shôgun Ashikaga Yoshimasa. Omdat deze geen kinderen had, had hij zijn broer Ashikaga
Yoshimi geadopteerd (iets dat vaak gebeurde in Japan) en hem tot opvolger en erfgenaam
benoemd. De belangrijke Hosokawa Katsumoto werd Yoshimi's beschermheer en leraar. Een jaar
later kreeg de shôgun toch een zoon, Yoshihisa, en werd Yoshimi onterft, waar deze niet
echt blij mee was. Er ontstonden nu twee partijen, de ene partij, o.l.v. Hosokawa
Katsumoto, die uiteraard zijn pupil Yoshimi steunde en de andere partij o.l.v. Yamana
Mochitoyo (ook wel Sôzen genoemd) die Yoshihisa steunde. Omdat de shôgun dreigde, dat
degene die de strijd begon tot rebel zou worden verklaard, bleef het aanvankelijk rustig
maar in 1467 brak de oorlog toch uit in Kyoto. Het grootste deel van Kyoto werd hierdoor
verwoest. Als in 1477 de oorlog wordt beëindigd blijft de toestand echter zeer onrustig.
Deze lange periode van onrust wordt wel Sengoku-jidai of Sengokuperiode
(periode van de strijdende staten) genoemd. Velen noemen hierbij de jaartallen 1467-1615,
maar volgens anderen is de periode 1477-1600. Zoals we wel vaker in de Japanse
geschiedenis zien is de indeling in perioden veelal wat onduidelijk.
De Ashikaga's verliezen veel macht, ten gunste van de Hosokawa clan, maar kunnen nog wel
shôguns blijven leveren. In de 16e eeuw wordt de macht van de Ashikaga's nog minder en
versnippert de macht steeds verder, er ontstaan zelfs kleine staatjes, doordat de meeste
daimyô het gezag niet meer erkennen. Eén van hen is Oda Nobunaga (1534-1582), die in
1560 Imagawa Yoshimoto verslaat en zo een belangrijke daimyô wordt. Als in 1562 Tokugawa
Ieyasu zich bij hem aansluit begint zijn zegetocht. In 1573 verslaat Nobunaga de
laatste Ashikaga shôgun en nu kan hij beginnen aan de eenwording van Japan,
wel
met de hulp van Tokugawa Ieyasu.
Inmiddels zijn de eerste activiteiten van buitenlanders begonnen: de Portugezen landen in
1543 in Tanegashima en introduceren vuurwapens in Japan. Zes jaar later komt de jezuïet
Franciscus Xaverius aan in Japan en begint aldaar met de verspreiding van het Christendom
(uiteraard katholicisme). |