|
Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt. |
![]() |
||||
|
![]() |
Haniwa, opgegraven bij de kofun of grafheuvels. |
Vanaf begin 4e eeuw tot begin 8e eeuw worden er veel grafheuvels (kofun)
gebouwd en dit wordt dan ook de Kofun periode genoemd. De bekendste is die van keizer
Nintoku, vlakbij Nara. Uit deze periode stammen ook de haniwa of kleine kleibeeldjes die
bij de graven geplaatst werden. Waarschijnlijk waren dit kleine cilinders die rond de
grafheuvels stonden, misschien om de heuvelgrond op de plaats te houden. Later werden deze
cilinders meer en fraaier versierd.
Het is ook in deze tijd dat de clans (of "uji") ontstaan. Dit zijn clans of
groepen van mensen die door bloedverwantschap bij elkaar horen. Er zijn belangrijke clans,
zoals de Yamato-clan (de Yamato uji), waarvan de leden claimden dat ze van keizer Jinmu
afstamden (zie overzicht keizers), en dus
rechtstreeks afstamden van de goden (kami, zie Shintoïsme
en Stichting van Japan). Deze groepscultuur
is typisch Japans en speelt nog steeds een hele grote rol in het dagelijkse leven van de
Japanner (zie De Japanner en de groep.) Omdat de
belangrijkste bestuur- en cultuurontwikkelingen zich afspelen in Yamato, een groot
gebied bij het huidige Kyoto en Nara, waar de Yamato-clan de belangrijkste clan was en
Asuka een belangrijke plaats, wordt de kofun periode verder wel onderverdeeld in de Yamato periode (300 - 645)
en de Asuka periode (645 - 710). Deze onderverdeling is nogal vaag. In de verschillende bronnen worden
dan ook verschillende jaartallen gebruikt.
In het begin van de kofunperiode trokken Japanners naar Zuid-Korea en stichtte daar
zelfs een soort kolonie, Mimana geheten, waar men overigens rond 560 weer werd uitgegooid.
Men kan dit zien als de eerste interventie van Japan (eigenlijk alleen Yamato) in Korea.
In Zuid-Korea waren een aantal koninkrijkjes, waarvan de belangrijkste Paekche, Silla en
Koguryo waren. De Japanners hielpen Paekche tegen de andere koninkrijkjes. Rond de 5de
eeuw, toen de Japanners toestemming hadden van China om zich militair leider van deze
gebieden te noemen, was er veel verkeer tussen Zuid-Korea en Japan. Veel ambachtslieden
kwamen, al of niet gedwongen, naar Japan en introduceerden zo vele facetten van de
Koreaanse (Chinese) kunst en cultuur.
![]() |
Prins
Shôtoku |
In het midden van de 6e eeuw, als shintô nog de enige godsdienst is
(al heette het toen nog geen shintô, de naam shintô kwam pas later om onderscheid te
maken met het boeddhisme), werd het boeddhisme vanuit Korea geïntroduceerd. In 552 (of
538, deze twee jaartallen vindt men in alle bronnen) stuurt de koning van Paekche in
Zuid-Korea een boeddhabeeld en geschriften over boeddhisme naar Japan. De introductie van
het boeddhisme zal, mede door verschillende ideeën van de verschillende clans,
verstrekkende gevolgen hebben voor Japan. Clans die (shintô)kami in hun voorvaderen
hadden (zoals de Nakatomi-clan) waren uiteraard tegen de introductie van het boeddhisme
maar andere clans (zoals de belangrijke Soga-clan) hoopten zo meer macht te kunnen krijgen
en waren juist voor de introductie. In 587 komt keizer Yômei (een voorstander van het
boeddhisme) te overlijden. De voor- en tegenstanders van het boeddhisme leveren nu een
strijd. Dit resulteerde in een veldslag (slag van Shigisan in 587) waarbij de tegenstander
van het boeddhisme (Monobe Moriya) verslagen werd door Soga Umako. Het gevolg was dat de
Soga-clan (ook wel de Soejima-clan genoemd), nu Sushun, de broer van Yômei en ook een
voorstander van het boeddhisme, als nieuwe keizer konden installeren. Deze begon met het
uitvoeren van allerlei hervormingen. Eén van de zonen van Yômei was prins
Shôtoku (574-622, ook wel Shôtoku-taishi genoemd), die als
kroonprins en tevens regent van zijn tante, keizerin Suiko, helpt bij het doorvoeren van
die belangrijke hervormingen, waarbij de keizer veel macht krijgt. Dit is vastgelegd in de
eerste grondwet van Japan, bestaande uit 17 artikelen, die in 604 wordt afgekondigd. Prins
Shôtoku maakt zich heel sterk voor de invoering van het boeddhisme en hij haalt de
contacten met China aan, hetgeen belangrijk is, juist voor die invoering van het
boeddhisme. In 607 stuurt hij een delegatie o.l.v. Ono Imoko naar China en dit gebeurt in
608 nog eens. In 607 voert hij, na terugkomst van de eerste delegatie, de Chinese kalender
in.
In China heeft men van 581-618 de Sui dynastie en van 618-907 de T'ang dynastie waarin de
invloed van het confucianisme een rol speelde en deze invloeden komen dan ook naar Japan.
Het confucianisme is echter geen religie maar meer een levenshouding. Het boeddhisme wordt
op een typisch Japanse wijze aangepast zodat het eigenlijk naadloos aansluit en min of
meer samengaat met het shintoïsme. De goden en hun rol worden meer afgestemd op die uit
het shintôgeloof en mede daardoor kan het boeddhisme geaccepteerd worden. Het zal dan ook
de belangrijkste godsdienst worden.
Taika hervormingen
Na de dood van prins Shôtoku (in 622) werd de Soga-clan steeds aanmatigender, Shôtoku's
zoon (Yamashiro no Ôe) moest bijv. op hun bevel zelfmoord plegen.
Het gevolg was een staatsgreep in 645 waardoor de Soga-clan werd verdreven. De leiders van
deze putsch, Nakatomi no Kamatari (614-669) en prins Naka no Ôe
(626-671), werden de nieuwe machthebbers. Zij zetten een nieuwe keizer op de troon (keizer
Kôtoku) en voerden nieuwe hervormingen door, die overigens in het verlengde lagen van de
eerdere hervormingen ten tijde van prins Shôtoku. Deze hervormingen worden wel de Taika
kaishin (Taika hervormingen) genoemd en waren naar Chinees voorbeeld opgesteld,
dit in een poging om van Japan één geheel te maken.
Zo werd alle grond eigendom van de staat. Hierdoor verloor de heersende klasse weliswaar
hun grond bezittingen, maar daartegenover stond wel weer gelegaliseerde zeggenschap over
bepaalde gebieden en daardoor behielden ze wel hun macht.
Iedereen werd onderdaan van de keizer. Tot dusver stond eigenlijk elke uji (of clan) of
stonen groepjes van uji min of meer op zichzelf en behoorden de leden van de uji alleen
tot die uji of groepjes van uji. Nu werden allen min of meer verenigd als onderdaan van de
keizer.
Er werd een belastingstelsel ingevoerd voor iedereen, alsmede bevolkingsregisters om het
innen van de belastingen goed mogelijk te maken.
Omdat pas vanaf het jaar 645 gesproken kan worden van een vereniging onder één leider, de keizer, zijn velen tegenwoordig van mening dat eigenlijk pas vanaf die tijd gesproken kan worden van een 'keizer'. Tot die tijd kan men denken aan groepen van uji of clans, die zich tot koninkrijkjes hebben verheven, waarvan de leider van de grootste of belangrijkste clan (Yamato) zichzelf heeft uitgeroepen tot keizer. Overigens moet men bedenken dat hier het woord 'keizer' een poging tot een vertaling is van typisch Japanse begrip als Sumeragi of Sumeramikoto (ook wel uitgesproken als Tennô) naar een westers begrip. Later werden weer termen als Akitsumikami gebruikt, die, simpel gezegd, wijzen op een kami-achtergrond van de heerser.
Een andere wijziging in 645 betrof de invoering van het begrip 'nengô',
ook naar Chinees voorbeeld. Men begon de verschillende perioden, die overigens niet
noodzakelijkerwijs overeenkwamen met keizerlijke regeerperioden, te benoemen. Zo werd de
periode 645-650 logischerwijs Taika genoemd en 650-655 Hakuchi. Tot en met 671 zijn er dan
geen nengô, maar vanaf het jaar 672 tot heden worden de jaren onderverdeeld in perioden
of nengô en deze kunnen worden gebruikt als jaaraanduiding.
De belangrijke stuwende kracht achter de genoemde hervormingen is Prins Naka no Ôe en
deze wordt later zelf ook keizer (keizer Tenji, keizer van 662-671). De directe nazaten
van deze keizer blijven aan het bewind, met als laatste in deze periode, keizerin Genmei
(keizerin van 707-715), een dochter van Tenji.
Uit de Nakatomi-clan komt de Fujiwara-clan voort. Vlak voor het overlijden van Nakatomi no
Kamatari verleent de keizer hem in 669 het recht om de familienaam Fujiwara
te dragen en het is deze clan, die der Fujiwara's, die een hele belangrijke rol gaat
spelen in de geschiedenis van Japan, te beginnen met de zoon van Nakatomi no Kamatari,
Fujiwara no Fuhito (659-720).
In 645 werd dus de Soga-clan verslagen en
komt de Nakatomi-clan aan de macht. Dit wordt later de Fujiwara-clan. Vandaar dat het jaar
645 als een belangrijk jaar wordt gezien:
de ondergang van de Soga-clan en het begin van de Fujiwara-clan.
De Nakatomi clan en dus de Fujiwara clan stammen direct af van Ame no koyane no mikoto. Deze Ame no koyana no mikoto is de eerste menselijke afstammeling van één van de shintôgoden en dus stammen de Fujiwara's direct af van de goden, net als de keizer.